“In hun ogen zie ik hoe trots ze zijn op mij“
Hij was amper vijftien toen zijn vader zei dat hij geen homo onder zijn dak wilde. Verscheurd tussen twee werelden nam hij de trein naar Antwerpen waar hij de nacht doorbracht in een kraakpand. ‘Ook wat chips?’, vroeg een dakloos koppel. Ze deelden de enige zak die ze hadden. Dat gebaar schudde hem door elkaar.
Vandaag is hij geen thuisloze tiener meer die op de vlucht slaat of de kronkelpaden van de jeugdzorg beloopt. Hij is het kloppende hart van vzw Homie, een veilige haven voor dakloze jongeren in nood. Een jongeman die uitkomt voor zijn geaardheid en met de borst vooruit zijn lief aan de wereld durft tonen.
MUSTI
“Mijn moeder ontdekte het als eerste. Ze repte er jaren met geen woord over. Misschien dacht ze dat het was zoals een griepje, iets wat passeert. Tot ze me dwong om het tegen mijn vader te zeggen. Toen was het huis te klein. Ik was altijd zijn lieveling geweest, maar nu had ik hem in zijn eer gekrenkt. Het toekomstbeeld van zijn zoon met vrouw en kinderen, lag in puin. Ik kwam op straat terecht en belandde in de bijzondere jeugdzorg. Ik zag therapeuten, rechters en ziekenhuizen, sterren en zwarte sneeuw. Het was een boeiend en leerzaam proces, maar het bekraste mijn ziel. Diep vanbinnen groeide een enorm onrechtvaardigheidsgevoel.”
Toen Musti een dame hoorde vertellen over haar pelgrimstocht naar Santiago de Compostella, pakte hij acht landkaarten en zichzelf bijeen.
“Ik leed meer en meer onder mijn nachtmerries en was alle hoop verloren. Deze tocht van 2100 kilometer was mijn laatste strohalm. 77 dagen deed ik erover. Op de 70ste dag gebeurde er iets vreemds. Ik brak en weende. Toen ik in Santiago aankwam, hadden de tranen alle angst en woede weggespoeld. Ik moest mijn ouders vergeven en voelde weer liefde en hoop.”
Op zijn achttiende ging Musti zelfstandig wonen. Hij had een droom: maatschappelijk werker worden. Iets terugdoen. Kunnen betekenen wat sommigen voor hem betekend hadden tijdens zijn eigen parcours.
“Met mijn hogeschooldiploma op zak werkte ik vrijwillig voor instellingen die beleidsmatig en structureel vormgeven aan de opvang en begeleiding van jongeren. In 2017 ontmoette ik een aantal dakloze jongeren. Ze vielen tussen schip en wal en hun uitzichtloze situatie raakte me diep. Om hen op te vangen, renoveerde ik een caravan en richtte het burgerinitiatief vzw Homie op. Vier jongeren per jaar werden er al gauw zestien. Er zijn massa’s jongens en meisjes die verstoten worden, in de criminaliteit of prostitutie belanden, geen eten of een dak boven hun hoofd hebben.”
De jongeren bijstaan én voltijds werken, werd Musti te veel. Gelukkig kregen zijn vele smeekbeden aan ministers en beleidsvoerders gehoor. In december 2020 kreeg vzw Homie financiële middelen om de werking te verduurzamen en uit te breiden.
“De werkelijkheid is nu mooier dan de droom. Met de financiering kan ik met mijn project kwetsbare jongeren een stem geven en hen op weg helpen. Dit is geen job, maar een roeping waar ik dag en nacht voor leef. Thuis hou ik altijd een kamer vrij. Zelfs mijn ouders stellen hun huis open. Ze zeggen het niet met zo veel woorden, maar ik zie in hun ogen hoe trots ze op mij zijn.”
Zijn coming-out verliep vijftien jaar geleden anders dan hij had gehoopt, maar de tijd bracht vrede en troost.
“Mijn ouders zijn uit de bergen van Turkije naar België geëmigreerd. Er zal altijd een spanningsveld zijn tussen hun wereld en die van mij. Maar die jaren van strijd en verzet hebben ons veel geleerd. Toen ik laatst bij hen aan tafel zat, zeiden ze: ‘Je blijft voor altijd onze zoon. En als jij gelukkig bent, zijn wij dat ook.’
Of hij meerdere outfits mag meebrengen voor de fotoshoot, vraagt Musti aan de telefoon. Ik zeg natuurlijk niet nee. In de studio tovert hij lachend een grote zak tevoorschijn. Lange Arabische jurken, goudgekleurde hemdjes, eenvoudige sweaters. “Ik ben een jongen van veel culturen”, besluit hij, “maar het maakt niet uit wat ik aantrek, want vanbinnen ben ik gewoon wie ik ben. Musti.”